Dizary boek 2
Door: Patrick Berkhof
(C) 2019 Uitgeverij Versa
Ongecorrigeerde leesproef
Verschijningsdatum boek 2: medio september 2019
De machtneet
De zwarte kist hield ze stevig onder haar arm geklemd en in haar andere hand droeg ze een juten zak. Best een gewicht en dus plaatste ze de zak eventjes op de stalen vloer. Uitvindster Aster Vermelie stond in een gammele open metalen liftbak van twee vierkante meter, met naast haar een paar zorgelijk kijkende mensen. De bak rammelde langs een rails omhoog, mistte af en toe een stap en kwam toen aan op de bewuste etage. Een slome liftbediende deed een handeling alsof hij een deur openzwaaide, maar verplaatste alleen lucht omdat de lift het al een tijd zonder moest doen. Een handvol misselijk geworden mensen stapten snel uit.
Ongeduldig werkte Aster zich door de meute heen, zette een paar passen en schoot vanzelf verder dankzij het zelf bewegende trottoir. Dit ging haar nog te langzaam, dus begon ze te rennen. Het was de grote dag van de wedstrijd en ze moest zich haasten. In een rap tempo klakten haar hakken op de stalen straattegels, het waren geen handige schoenen om mee te rennen, merkte ze. Bijna liet ze haar zwarte kist vallen toen ze met ingewikkelde danspassen de passanten probeerde te ontwijken.
Ze snelde voorbij een paar drooggevallen fonteinen waarvan de bronzen beelden van oude meesters sinds kort ontbraken. In de perkjes rondom groeiden al eeuwen geen echt gras, planten of bloemen, want dat wilde hier gewoonweg niet. Binnenin deze duistere holle piramide van het uitvinderdistrict van Pling Ploing was het een mierenhoop van hard werkende mensen. Het was een plek met veel woeste breinen en misschien nog ergens een groot hart. Uit deze opeenstapeling van metalen werkplaatsen, rokerige grijze fabriekjes en uitpuilende pakhuizen kwamen ooit alle uitvindingen van de hele wold vandaan. De laatste tijd stagneerde er een hoop.
Zoals het zelfbewegende trottoir waarop Aster liep. Het ding haperde en door de plotse stilstand struikelde ze bijna. Haar uitvinding kon ze nog net vasthouden en ze rende hard verder. Er klonk een boze stem achter haar, was ze tegen iemand aangelopen?
Een paar dames keken haar na en roddelden op fluisterende, maar hoorbare toon: ‘Is ze dat?’, ‘Kijk dan, denkt zeker dat ze de hoge raad vandaag gaat overtuigen.’ en ‘Moet je haar zien, zij is het werkelijk.’
De reacties bekropen haar en niets liever had ze daar eenvoudig langs de kant gestaan zoals die dames zelf. Aster was soms van het praktische: eenvoudige kleding en opgestoken haar, maar parmant, poeder en parfum, slanke korsetrug en roddels kon ze net zo goed waarderen. Een gescheurde nagel kon haar danig van de wijs brengen, net als een gebroken tandwiel trouwens. Nu droeg ze haar lichtblauwe jurk, die volgens haar netjes en ingetogen genoeg was om niemand tijdens haar presentatie af te leiden.
Snel richtte ze haar gedachten op de wedstrijd. Haar doel lag tientallen meters verderop bij de glanzende deuren van de Huygenspassage. Zou ze daarbinnen indruk gaan maken? Haar gevoel loog er niet om; haar idee betekende een grote kans voor dit district, een heel grote kans. Toch was ze zich ook heel bewust van het risico dat ze had genomen. Ze had de hele nacht op zichzelf ingepraat en een goede toespraak voorbereid, dus dit ging lukken. Al deze mensen zouden eindelijk vertrouwen krijgen in haar gedachtegoed en volgens haar stond het zo vast als geklonken pilaar – ze konden niet anders.
De mensenmenigte werd voller toen ze het Myriadplein over rende. De klokkentoren aan de rand toonde zijn wijzers pal omhoog en liet een droge pling en ploing horen.
‘Verdomme, waarom zijn ze hier altijd zo verrekte stipt!’ Aster keek bezorgd op naar de rij bezoekers die geduldig hadden gewacht voor de hoge koperen deuren van het Huygenscomplex. En die deuren bewogen zich nu geautomatiseerd traag open.
Het hinderde niet. Ze kende een andere weg en de verborgen deur aan de zijkant van de passage had ze al snel met haar schouder opengeduwd. Haastig rende ze daarachter door de verlaten gang, met aan één kant deuren en aan de andere zijde een rij vitrinekasten. Deze tentoonstelling was met een dikke laag stof bedekt. Hier en daar waren de beschrijvingen nog wel leesbaar: Het laatste stukje ijzererts van de Zoutelanden mijn VI, dit laatste stukje koper uit de diepste mijn IIX werd opgegraven door Sanbar Natlaan en: deze drup machinesiroop is een eerbetoon aan Antonus van Dreggelen.
Ze had er verder geen oog voor en eindelijk had ze de bewuste deur gevonden. Die trok ze snel open. Een golf van geroezemoes kwam op haar af, de presentaties in de Huygenspassage waren al in volle gang. Met de opgewekte blik van haar groene ogen keek ze rond. Het complex was van een intimiderend formaat en op de ontelbare marmeren zuilen rondom leunde de roestige stalen constructie van sierlijke bogen, die tientallen meters boven de houten vloer het bolle glazen dak droegen. Door het dak heen was een donderwolk zichtbaar, alsof de natuur al lang over het lot van dit vastgeroeste district beslist had. De regen kletterde op het dak, waarvan vele ruitjes bleke barsten vertoonden. Een helle bliksem zette het interieur in een wit licht.
De exposanten en het publiek veranderden heel eventjes in kleurloze bleke gestalten, en zelfs toen de bliksem wegtrok, bleven velen van hen pips in het gezicht. De gemiddelde leeftijd lag hier hoog, maar allen bezaten nog de geestdrift voor het creëren van de meest fantastische dingen, die ze hier aan het publiek tentoonstelden.
Veel werk aan haar presentatie had Aster niet. De kist zette ze pontificaal midden op een tafel en de juten zak legde ze op de vloer eronder klaar. Ze ging vóór de tafel staan en streek met haar plakkende zweethanden haar jurk glad. Driftig slingerde ze haar eenvoudig uitziende zwarte kist aan met een roestig hendeltje. Binnenin klonk een prettig geratel als muziek.
‘Per-annandum!’ Ze sprak de spreuk uit met haar ogen gesloten, en met veel gevoel en vooral veel liefde. Hiermee bracht ze haar creatie tot leven. De kist vouwde aan de bovenzijde rustig open, sierlijk als een bloem en puur licht scheen in een strakke rechte straal omhoog. Onder de tafel gebeurde ook wat: een omgekeerde lichtstraal scheen dwars door het tafelblad heen recht omlaag op de juten zak. Meteen werd de jute ontdaan van alle kleur en pluisjes en onbekende deeltjes werden omhoog gezogen.
Haar machtneet was gereed en het golvende licht tegen het glazen dak trok genoeg aandacht. Al snel verzamelde het publiek zich rondom haar tafel en een paar heel nieuwsgierige kinderen verdrongen zich vooraan. Met een glimlach bewoog Aster hendels aan de zijkant van haar creatie en haar uitvinding begon spontaan vanuit de bovenkant snoepjes rond te strooien. De kinderhandjes wisten niet hoe snel ze die te pakken moesten krijgen.
‘En dit is nog maar de eenvoudige demonstratie,’ zei ze bij zichzelf. Een demonstratie van het ware kunnen van haar machtneet bewaarde ze voor de hoge raad.
Met belangstelling verdrong het publiek zich bij haar tafel en ook de volwassenen wilden al te graag een snoepje meepikken, het was immers gratis. Op een gegeven moment week het publiek uiteen en maakten plaats voor het naderende gezelschap. Daar kwamen ze.
Veel moeite voor een overtuigende glimlach hoefde Aster niet te doen, ze voelde zich geweldig. Om haar vriendelijke groet af te maken, hield ze haar hoofd in een knikje en zei: ‘Hoge raad, wat een eer.’
De leden van de hoge raad groette haar. Hun uitmonstering was altijd een verrassing. De voorzitter Antonus droeg vandaag zijn strakke glanzende sportpak en de verchroomde aandrijfketting om zijn nek rinkelde bij elke stap die hij met zijn dikke lijf zette. Zijn paarse haar stond in een hanenkam recht overeind. Twee andere raadsleden hadden hun gewone gebitten thuisgelaten en droegen hun verzilverde tanden, die ze al te graag lieten blikkeren. Aan elke raadsvinger blonk wel een overdreven ring, elk kapsel was in strijd met de zwaartekracht, menig hoge hippe schoen bewoog op zijn minst vanzelf en van de fel gekleurde kleding zou je zelfs in het donker nog schrikken. De negen leden van de hoge raad had al een tijdje de eeuwige jeugd ontdekt.
‘Zie deze onwijs zieke passage man!’ riep voorzitter Antonus tegen zijn raadsleden alsof hij hier voor het eerst kwam.
‘Die is gruwelijk, steeds als ik hier ben, ga ik flippen,’ zei een raadslid met gouden piercings in zijn neus en oren.
Aster was op de hoogte van hun korte spanningsboog, maar dat ze meteen de bocht uit zouden vliegen, maakte haar onrustig.
Antonus zei: ‘Dat licht van die luchter is vet ziek. Kunnen we daar niet iets mee? Bij de heilige Myriad, wat een knijter van een ding.’
Een ander raadslid antwoordde: ‘Nee man, dat is niet bruikbaar en trouwens, dat ding hangt hier al honderden jaren.’
‘Hij is dodelijk koel. Die wil ik hebben. En kijk die gasten kijken,’ zei Antonus.
‘Ja man,’ zei Neomis, een ander raadslid die naast hem liep. Hij kon als enigszins gewoon worden bestempeld, met alleen zijn gouden verduisterde bril en groene tulband. Hij was ook een van de jongste van het stel.
Met twee stevige passen stapte Aster naar voren en ze stak haar armen in haar zijn.
Antonus zei alsof hij haar nu pas zag: ‘Stop de klok. Wie is dat kippie?’
‘Aster Vermelie man,’ zei Neomis op een vriendelijke toon, alsof hij haar naam graag wilde uitspreken.
Antonus zei: ‘Mijn brein doet al van tikkie, tikkie, gast. Zij doet ook mee? En wat is dat hier allemaal in de passage? Dacht dat het hier leeg stond.’
Neomis fluisterde in zijn oor: ‘Het beste idee van Pling Ploing gast. Je weet toch?’
‘Ja, ja, natuurlijk. Ik vroeg mij gewoon hardop af waarom ik van mijn dagelijkse middagdutje werd gewekt. Zo lauw. Eens even denken.’ Antonus kauwde op een gekleurd rubber propje en zei: ‘Juist. Aster Vermelie. Uitvindster van; hoe mag dat ding heten?’ vroeg hij zijdelings aan een raadslid.
Die pakte er een lijst bij en zei: ‘Machtneet, zieke drek.’
Aster knikte beleefd naar de leden.
‘Aster, meid. Je machtneetje mag er zijn en je moet begrijpen dat wij er potentie in zien,’ zei Antonus.
Een beetje verrast knipperde ze met haar ogen.
Een raadslid, met ontblote bovenarmen vol met getatoeëerde hondjes, vulde Antonus aan: ‘Het lijkt erop dat jij begrijpt waar het in de essentie om gaat.’
Haar bloed begon aangenaam snel te stromen. Ze slikte. ‘Jawel. Uiteraard weet ik waar het om gaat. Weledelverlengde alverendheid, graag leg ik u uit wat mijn creatie doet. Zoals u wellicht is opgevallen ligt er onder de tafel een jute zak met daarin eenvoudig zand van buiten het district. Met de aanzuigende lichtstraal onderop onttrek ik de juiste mineralen uit het zand, zoals; veldspaat, micra, erts of kwarts. In de machtneet wordt het omgezet in een bruikbaar materiaal. Daarbij moet u denken aan alumien, staal, lood of koper. Ter voorbeeld maakt de machtneet voor de kinderen nu snoepjes, maar u begrijpt dat er meer mogelijk is.’
Een luid applaus verrees onder de toeschouwers.
Vol trots nam Aster de ovatie in ontvangst. ‘Een tijd lang ben ik op zoek naar een manier om dit district een toekomst te bieden, iedereen weet dat het vijf voor twaalf is. De bewoners maken zich terecht zorgen over de waterbronnen die sinds gisteren opgedroogd blijken te zijn. De metalen waren al op, de mijnen in de wijde omtrek zijn leeg en we kunnen niet altijd blijven vertrouwen op de toevoer van Acmala.’
De hoge raad raakte niet direct in beroering, maar het publiek was het met haar eens en blij werd er van het snoepgoed genoten.
‘Machtneet, heet dat apparaat?’ vroeg Neomis. ‘Staal, koper, machtig mooi. Goed als je op zo’n manier ergens macht over kunt uitoefenen.’
‘Je zet waardeloos spul om in waardevol?’ vroeg Antonus. ‘In al die jaren heb ik hier best kicken dingen voorbij zien komen, maar hoe doe je dit dan, meid?’
Nu ging Aster er echt even voor staan en ze zei plechtig: ‘Laat ik verder gaan met mijn demonstratie waarin ik erts zal omzetten in een stukje staal. Mijn machtneet bewijst dat mechanische technieken en magie prima kunnen samensmelten tot iets geweldigs. Magie is geen wilde gedachte – het is pure noodzaak en met mijn machtneet bewijs ik dat het een geweldige kans is die we moeten omarmen.’
Stilte.
Hier en daar spuugden de mensen de snoepjes uit en ze namen onzeker wat afstand. De kinderen werden aan de armen naar achteren getrokken en de leden van de hoge raad keken elkaar vol twijfel aan.
‘Kijk, het is eenvoudig…’ zei Aster. Ze werd door holle ogen aangekeken en het bezorgde haar een vervelende gloed in haar maag. Vanochtend had ze al een klein beetje rekening gehouden met een tegenslag. De mensen in Pling Ploing hielden zich immers alleen maar bezig met de eenvoudige techniek van draaiende tandwielen, pompende zuigerstangen, draaiende assen, overbrengingen, springveren, en olie, kolen en stoom. Alles waar overzicht in zat was hun trouw en in hun ogen was magie onoverzichtelijk en onvoorspelbaar. Aster wist dat ze vastgeroest zaten in een oude manier van denken waarbij alleen techniek vooropstond. Maar hoe konden ze zo reageren nu het district naar de afgrond gleed? Elke oplossing zou toch moeten worden omarmd? Onmogelijk konden ze nogmaals de Zoutelanden rondom afgraven voor erts – er was gewoonweg niets meer te vinden. Dat het symbool van de heilige Myriad, de beschermheilige van het district, een oneindig tandrad was, betekende toch niet dat ze zich tot in het oneindige aan het zelfde moesten vastklampen? Magie was de remedie en Aster stelde zich al machines voor die dankzij magie nog maar weinig energie nodig hadden om te functioneren. Of helemaal geen aandrijving, die normaal door muizen of ratten werden uitgevoerd, maar slechts een eenvoudige kern vol magische energie. Ze kon gewoon niet geloven dat de mensen zo reageerden.
‘Het is hekserij!’ zei iemand.
Auw, een meer vernederend woord kende Aster als tovenares niet en dit deed haar werkelijk pijn. Was ze dan toch te snel gegaan? Had ze eerst moeten beginnen met eenvoudig goochelwerk en dan langzaam opbouwen totdat men wel magie accepteerde? Daar was helemaal geen tijd meer voor. Pling Ploing was stervende, zijn hartenklop was oud en futloos en sloeg elk moment zijn laatste slag.
Haar presentatie had de gemoederen danig geroerd. Van alle kanten klonken er boze stemmen en ze wist niet waar ze moest kijken om alle vragen en opmerkingen het hoofd te bieden. Ze wilde hoe dan ook vriendelijk blijven en de indruk wegnemen dat ze een heks was, want dat was precies het tegenovergestelde van haar kunnen.
Neomis van de hoge raad zei: ‘Rustig aan een beetje mensen. In dit district kunnen wij nooit opstootjes gebruiken. Daar is het veel te krap voor.’
‘Magie hoort hier niet, ga lekker naar Eteria toe!’ zei iemand.
‘Daar zijn wij het geloof ik allemaal over eens, geen rede om er zo heetgebakerd overheen te zeiken,’ zei Antonus.
Aster wankelde op haar hakken en ze kreeg het een beetje benauwd. Heel eventjes wendde ze zich van het publiek af en leunde met beide armen op de tafel.
Weer verlichtte een helle bliksemschicht het interieur van de passage. In dat moment gebeurde er ook iets vreemds. Een handje kwam van achter de tafel omhoog en verrees boven haar uitvinding. De hand hield een glanzend rond object middenin de uittredende lichtstraal van haar machtneet. Er werd duidelijk pijngeleden toen de huid van het handje een beetje verschrompelde, vastberaden werd er doorgezet.
Aster wist dat je niet met magie moest rommelen, dus dit herkende ze meteen als potentieel gevaar. ‘Hé, stop dat onmiddellijk!’ riep ze en snel probeerde ze om de tafel heen te komen. Maar het publiek en de leden van de hoge raad vormden een grote hindernis. Had niemand dan gezien wat er zojuist was gebeurt? Ze zakte door haar knieën en keek onder de tafel door, om nog net een paar benen te zien wegrennen. Was dat een van de kinderen geweest?
‘Wat heb je gedaan?’ riep ze de persoon na. ‘Alsof ik verdorie al niet genoeg aan mijn hoofd heb met deze mensen hier.’
De tafel verschoof en daar schrok ze van. Was de discussie over haar gebruik van magie dan zo ernstig uit de hand aan het lopen? Zodra ze weer boven de tafel keek, gaf het licht van haar machtneet een heel andere indruk. De lieve gloed had plaats gemaakt voor staalblauw dat vele malen feller scheen en met een flink krassend kabaal omhoog knalde tegen het glazen dak van de passage. De aanzuigende straal aan de onderkant van haar uitvinding gloeide en schroeide een flink gat in de vloer.
Een mensenmassa golfde door de passage richting de uitgang.
Antonus werd bijna overgelopen en zei: ‘Aster, stop dit, anders…’
Hij kon zijn zin niet af maken want de lichtstraal gaf opeens een ontzettende statisch geladen knal. De tafel stuiterde op zijn poten en er gebeurde nog iets geks. Uit de omgeving werden allemaal dingen aangetrokken. Haar machtneet was blijkbaar opeens magnetisch geworden. Menig uitvinding uit de omgeving werd erdoor aangetrokken en alles klonterde aan de zijkant van de zwarte kist samen.
Meteen probeerde Aster met een paar magische spreuken de magie van haar creatie te ontbinden, maar iets of iemand had hem duidelijk met een onbekende vorm van magie ontregeld.
Met grote ogen keek Neomis toe en hij zette zijn gouden bril af. ‘Ik begrijp werkelijk niet hoe je dit voor elkaar gekregen hebt. Heb je enig idee?’
‘Wat bedoel je?’ vroeg ze. ‘Ik was het niet. Je zag toch hopelijk wel dat iemand anders… ik begrijp er niets van.’
‘Dit is een duidelijk voorbeeld van waarom wij niets moeten hebben van magisch gepruts,’ zei Antonus. ‘Niet voor niets zitten al die gasten lekker samen te broeden in Eteria.’
‘We hebben jaren terug al regels opgesteld voor magie,’ zei Neomis. ‘En dit is een bewijs dat het hier verboden moet blijven.’
‘Je begrijpt toch wel dat ons district magie nodig heeft om te overleven!’ zei Aster. ‘Waar is jullie gevoel voor experimenteren en avontuur? Laten we toch samen deze weg bewandelen en de mensen hier weer een toekomst bieden.’ Ze knikte een beetje in haar knieën en haar schouders voelden zwaar, alsof haar machtneet ook haar magische energie onttrok. Aan de rand van de tafel vond ze steun. Uit de omgeving slingerden steeds meer dingen vlak voor haar langs op de machtneet af. Het was te gevaarlijk om daar nog in de buurt te blijven staan dus liep ze achteruit weg van haar creatie. De hoge raad nam afstand en zocht met de handen beschermend voor hun gezichten een veilig heenkomen achter omgevallen tafels.
De machtneet kraakte.
‘Wat was dat?’ vroeg Aster. Op de tast liep ze naar achteren, stootte tegen een tafel die op zijn kant lag en dook er meteen erachter weg.
Met een luide knal schoot gebundelde knetterende energie kaarsrecht omhoog en verbrijzelde het glazen dak van de Huygenspassage in duizenden stukken. Blijkbaar had de machtneet ergens veel meer energie vandaag gehaald en hij expandeerde tot drie keer het formaat van wat hij eerst was. Zijn gewicht kon de tafel niet meer verdragen en met een klap kwakte het ding op de houten vloer. Buiten ontmoette het licht de donderwolk. Met de botsing tussen bliksem en donder werd de omgeving getrakteerd op een angstaanjagend schouwspel. De creatie van Aster won het van de wolken en die weken uiteen, waarna een zee van licht verscheen. De wolken kregen de kleuren van de regenboog toen haar machtneet een ongekende lading glinsterende snoepjes de atmosfeer in spoot.